'Hoge torens
ogen mooi',
zo dacht prinses
Precious
op een schone
zondagochtend
meteen stak ze
de handen uit de mouwen
en bouwde steen
na steen
veilig verborgen
en verscholen
vergat ze op te
merken
rond om rond
de hoge muren om
zich heen
Daar stond ze
dan,
plots alleen
in haar mooi
ogende toren
niet meer in
staat
passerende
prinsen te bekoren
Soms klom ze de
muren gewoon op
met veel
staargraagte
ging haar blik
dan
naar die
onbereikbare einder
bleef daar
hangen
tot haar
vermoeide armen
het opgaven en
de zachte
torengrond haar
weer moest opvangen
Zo bleef ze
troosteloos opgesloten
beschouwde haar
bouwwoede
Wat had ze er
mee bedoeld?
Had ze zich niet
meer veilig gevoeld?
Hadden boze
geesten haar in 't geniep gepijnigd?
Ze wist het niet
meer,
maar keek iedere
dag weer,
op grote, grijze
muren van steen
'Hogen torens
ogen mooi',
zo dacht prinses
Precious,
'maar ik had het
eerst moeten aanschouwen
alvorens lukraak
te bouwen,
of vertrouwen op
wat men zei'
Met wilskracht
stortte ze zich
tegen de stenen,
maar de muur
bougeerde niet
ze wist dat ze
toren nooit nog zou mogen!
Tot
kokosnootgeklepper haar oren bekoorden
'Oh, wat een
mooie toren!'
woorden die ze
hoorde
van een prachtig
prinselijk exemplaar
'Ik vraag me af
wie er in zou wonen'
Waarop de
prinses vol bravoure brulde
'Ik ben het, Oh
Bronstige Beer!
Helaas geheel
gevangen.
Dus even een
prangende vraag:
haal jij,
believensvol, mijn muren neer?'
De
prinselijke heer krabte even aan z'n kop
een
kleine twijfel,
want
waren zelfingesloten wijfjes
hem
niet wat te ijdel?
'Ik
weet het, ik ben een domme geit,
dus
als je me bevrijdt,
zal
ik eeuwig dommigheid mijden!'
Deze
betoverende woorden overhaalden hem
vol
voorzichtigheid
en
groeiende goesting, van teen tot top,
brak
hij steen voor steen
de
toren af
en
bouwde er simultaan
haar
vertrouwen mee op
(c) tineke lambreghts
Geen opmerkingen:
Een reactie posten