Treed binnen in mijn wondere woordenwereld! Op deze blog vind je een verzameling van mijn schrijfsels, performances en andere gekheden.

donderdag 11 februari 2016

Broodnodig

Het is allemaal gedaan. Te laat! Zie me hier nu staan op de band, helemaal klaar om gesmolten te worden. Weldra herwerkt tot een ander doeleinde. Hoe is het in broodsnaam zo ver kunnen komen? Het begon allemaal die ene middag, toen Kevin me uit z’n rugzak haalde. Het was een zonnige dag, dus hadden de collega’s besloten buiten te eten. Terwijl ik lekker in het zonnetje, op de tafel, mijn ding stond te doen, zag ik haar plots. Ik had haar nog nooit eerder op tafel gezien. Oogverblindend mooi was ze. Haar felle kleuren deden me denken aan een heerlijke lentepicknick. Zo eentje tussen twee dolverliefde mensen die niet van elkaar kunnen afblijven. Ze was vervaardigd uit een stevig soort plastiek, bestendig tegen dat zelfde dolverliefde koppel dat zoenend over haar heen zou rollen. En dan was er ook nog haar ideale maat, een capaciteit van zo’n viertal boterhammen. Echt de perfecte brooddoos!
Zelf ben ik van een goedkoop plastiek gemaakt, nogal grijs en heb een capaciteit van zo’n achttal boterhammen. Lichtjes saai, maar wel oer degelijk, zo zou ik mezelf het liefst beschrijven. Maar degelijk wordt in deze tijden vaak niet meer geapprecieerd.
Oprecht verbaasd merkte ik echter dat zij me ook had gezien. Duizend gedachten raasden door me. Ik wou haar aanraken, haar voelen en laten voelen hoe zeer ik haar apprecieerde. Ik wou samen met haar opgeborgen worden zodat we voor eeuwig samen zouden kunnen blijven.
Een half uur lang bleven we elkander aanstaren, terwijl Kevin me langzaam leeg at. Toen hij alle boterhammen uit me had opgegeten, voelde ik me veel leger dan anders. Ze zou perfect in me passen, bedacht ik me toen en vanaf dat moment kon ik aan niets anders meer denken. Mijn bestaan had eensklaps al zijn zin verloren, want een brooddoos zou er naar moeten verlangen om gevuld te zijn met boterhammen, niet met een andere brooddoos. Dat heeft immers compleet geen nut! Maar hoe hard ik het ook probeerde, ik kon ze niet meer uit mijn gedachten krijgen.

‘Is ze echt zo mooi?’ vroeg de Wuppertare-clan geïnteresseerd.
‘Jullie hebben er geen gedacht van,’ antwoordde ik dromerig. Het was avond en we stonden samen te keuvelen in de kast, zoals iedere avond.
‘Ik zou haar altijd bij me willen hebben,’ zuchtte ik.
De Wuppertare-clan kon me goed verstaan. Ze waren een familie, ze konden niet zonder elkaar. Ik wist wel dat ze me zouden begrijpen.
‘Morgen zie je haar vast weer. Probeer dan iets tegen haar te zeggen, waag je kans!’ was nog hun advies.
De volgende morgen gebeurde echter het ondenkbare. Toen Kevin me uit de kast haalde om me te vullen, glipte ik per ongeluk uit zijn handen en kwam onzacht op de vloer terecht. Een vlammende pijn schoot door me. Ik was gebarsten.
‘Onbruikbaar,’ hoorde ik Kevin mompelen en hij zette me resoluut terug in de kast.
‘Wat doet hij nu?’ vroeg de Wuppertare-clan.
Ik zuchtte mistroost. ‘Me vervangen door een mooier en steviger exemplaar, vrees ik.’
Ze zuchtten allemaal tegelijk.
‘Nu ga je haar niet zien vandaag.’
Alsof ik daar zelf nog niet aan gedacht had. Nooit zou ik haar nog zien, haar in me kunnen voelen, haar laten zien dat ik veel meer was dan een gewone, grijze brooddoos.
‘Nee, zo mag je niet denken! We gaan een plannetje bedenken. Je moet en zal haar je liefde tonen!’

Er ging een week voorbij. De Wuppertare-clan was volop bezig met de voorbereiding van hun plan, terwijl ik steeds zenuwachtiger het moment afwachtte tot ik haar weer zou zien.
Op maandagavond kreeg ik van de clan het plan te horen. Ze hadden de voorbije week, iedere keer ze in de afwasmachine hadden gestaan, de machine proberen te overtuigen van kapot te gaan. Die avond was het zo ver. Kevin had net alle vuile afwas in de machine getast, waaronder ook mijn vervanger, toen ik hem hoorde vloeken: ‘Lap, de machine wil niet starten.’
Het plan van de clan scheen gelukt te zijn.

Ik was ontzettend nerveus toen Kevin me de volgende ochtend weer uit de kast haalde.
‘Ik zal het voor een keer nog eens met jou moeten stellen, vermoed ik,’ mompelde hij en begon boterhammen te smeren en ze in mij te leggen.
Vandaag zou het gebeuren. Ik moest contact leggen met haar. Mijn interesse tonen alvorens een andere brooddoos het deed. De clan had me nog enkele tips meegegeven.
‘Open liefst met een originele en grappige zin. Zo heb je meteen haar aandacht. Iets in de trend van: ‘Je rekker zit weer lekker strak vandaag.’,’ suggereerde de eerste.
‘Nee,’ zei een ander, ‘dat is veel te direct. Je moet vooral tonen dat je lief bent. Probeer rustig een gesprekje op te bouwen, zo weet ze dat je het echt meent.’
‘Maar ook niet te lief zijn, want dan verliest ze meteen interesse. Niemand valt immers voor ‘the good guy’. Je mag gerust wat arrogant en mysterieus uit de hoek komen, zo blijf je haar aandacht vasthouden,’ corrigeerde een derde.
Ze bedoelden het goed, met al dat advies, maar geruststellend was het niet.
Heel de voormiddag zat ik in de rugzak te wachten op mijn moment. Ik overliep al het advies nog eens en kon maar niet beslissen welke tactiek ik zou toepassen. Misschien was het maar beter van het hele plan op te doeken. Nee, ik moest haar mijn liefde tonen! De uren kropen voorbij, terwijl mijn deksel klammer werd. Angstzweet, niet onbekend voor een brooddoos.
Toen Kevin me uiteindelijk uit z’n rugzak haalde en op tafel zette, durfde ik eerst even niet te kijken. Vluchtig liet ik mijn blik over de tafel gaan van links naar recht. Nee, dit kon niet! Ik keek nog eens, iets aandachtiger nu. Tevergeefs. Ze was er niet. Paniekerig keek ik nog een laatste keer. Echt niet? Wat nu? Zou ik haar dan nooit mijn intenties aan haar duidelijk kunnen maken?
De kleine barst die ontstaan was bij mijn val, scheurde verder door. Ik voelde me uiteengereten worden door een kettingzaag die een hekel had aan onschuldige brooddozen.
Kevin keek me verdacht aan.
‘Die brooddoos heeft z’n beste tijd gehad.’
‘De vuilbak in met die rommel!’ moedigde een collega hem aan.
En dat was dan mijn dank voor al die jaren trouwe dienst.

Nu sta ik hier dus, op een band in de fabriek, klaar om gesmolten te worden en alles te vergeten. Het is maar het beste zo. Mijn bestaan heeft toch geen zin meer.
De band brengt me dichter tot de oven, tot er plots iets op me valt.
‘Ken ik jou ergens van?’ vraagt het.
Ik kijk op en denk dat ik droom. Ze is op mij gevallen, kan dit echt zijn?
‘Ik, euh, ben jij, euhm… Ik denk het wel, ja,’ stamel ik helemaal overdonderd.
‘De leukste lunch van mijn bestaan, toen ik jou zo mocht aanstaren.’
‘Echt?’ vraag ik verbaasd.
‘Tuurlijk, voor jou niet?’ vraagt ze licht bezorgd en valt van me af.
‘Jawel,’ herstel ik snel. ‘Sinds die dag wil ik alleen nog maar met jou gevuld worden in plaats van met boterhammen.’ De band verschuift weer en we raken elkaar weer aan. ‘Of gewoon met je versmelten,’ fluister ik nog.
Samen glijden we de oven binnen.
‘Ik wil samen met jou een grote doos vormen,’ zegt ze. En dan versmelten we tot een geheel.



© Tineke Lambreghts

donderdag 4 februari 2016

Herreisweigering

het as was niet meer
dan dat
stoffig mooi en
klaar
zich te onderwerpen
aan de wind

(c) tineke lambreghts